Geloof als erfenis

Geloof, wat is dat eigenlijk? Hebreeën 11:1 zegt: “Het geloof nu is de vaste grond van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet.”

Heb jij er wel eens bij stilgestaan hoe het geloof zich ontwikkelt in een gezin? Wat valt er te zeggen over het geloof – of gebrek aan geloof – in jouw familie en in de omgeving die aan jouw opvoeding heeft bijgedragen? Hier sta jij dus vandaag, maar wat belangrijker is: hoe gaat het met het geloof dat jij uitleeft? Wat pikken jouw kinderen en je collega’s ervan op als ze naar jou luisteren en naar jouw dagelijkse leven kijken?

Tot nog toe hebben we het leven en geloofsvertrouwen van Abraham bestudeerd, maar het tekstgedeelte van vandaag fungeert als overgang naar de volgende generatie binnen Gods verbond met Abrahams familie – dus naar Izak. Abraham was als mens niet volmaakt, maar hij was wel een man met een groot geloof. Zonder tegenwerpingen of smeekbeden was hij bereid om te voldoen aan Gods opdracht om zijn enige zoon te offeren en ook was hij bereid om zijn thuisland te verlaten op weg naar een onbekende bestemming.

Hebreeën 11: 9-10 zegt: “Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, gehoorzaam geweest om weg te gaan naar de plaats die hij tot een erfdeel ontvangen zou. En hij is weggegaan zonder te weten waar hij komen zou. Door het geloof is hij een inwoner geweest van het land van de belofte als in een vreemd land en heeft hij in tenten gewoond met Izak en Jakob, die mede-erfgenamen waren van dezelfde belofte. Want hij verwachtte de stad die fundamenten heeft, waarvan God de Bouwer en Ontwerper is.

We zijn veel te weten gekomen over Abrahams geloof, maar in de komende weken zullen we ook zien hoe Izak en Jakob hun geloof lieten zien. Beide mannen worden in Hebreeën 11 apart geprezen voor hun geloof. Ik denk wel dat de zonen het van hun vader hebben geleerd. Ik zie zo voor me hoe de jonge Izak, wonend in een tent, aan zijn vader vraagt waarom ze ooit aan zo’n eigenaardige reis zijn begonnen. Het antwoord van Abraham moet, kort gezegd, zijn neergekomen op iets als: God zei dat ik moest gaan en ik gehoorzaamde. Ik stel me ook voor hoe diezelfde jonge Izak, als hij het verhaal hoort – of zich waarschijnlijk nog herinnert, jakkes! want hij was tijdens die gebeurtenis in Genesis 22 al oud genoeg om te kunnen praten – dat verhaal dus, over zijn vader die hem wilde offeren, en hoe hij zich afvraagt hoe zijn vader er zelfs maar over had kunnen denken om zoiets wreeds te doen. En weer zou het antwoord, kort gezegd, neerkomen op: God zei dat ik het moest doen, en ik gehoorzaamde. Jouw leven werd gespaard omdat “de HEERE erin voorziet” (Genesis 22:14).

Denk jij ook niet dat dit soort levenservaring heeft bijgedragen aan de ontwikkeling en verfijning van Izaks geloof? Elke gelovige – hoe onvolmaakt ook – draagt bij aan de vorming van de generatie die na hem komt.

Op allerlei manieren kan het geloof van generatie op generatie worden doorgegeven. Wij kunnen niet garanderen dat onze kinderen of kleinkinderen gered zullen worden, maar we kunnen ons er wel op richten om hun het geloof voor te leven. En door dat te doen maken we ons geloof zichtbaar en tastbaar en wordt het een erfenis die langer standhoudt dan ons aardse bestaan.

Een lyric van Steve Green uit de 90’er jaren geeft dit zo mooi weer:

“O may all who come behind us
Find us faithful,
May the fire of our devotion
Light their way.
May the footprints that we leave,
Lead them to believe,
And the lives we live
Inspire them to obey.”

“O mag ieder die na ons komt
Ons geloof zien
Mag het vuur van onze toewijding
Hun pad verlichten.
Mag het voetspoor dat wij achterlaten
Hen naar het geloof toe leiden
En mag het leven dat wij leven
Hen inspireren tot gehoorzaamheid.”

Ik bid dat wij de moed zullen hebben om ons leven te bouwen op geloof, want als wij dat doen, verheerlijken wij God zolang wij hier op aarde zijn en laten we het geloof als een erfenis na. Een erfenis die zal doorgaan om mensen tot Jezus te leiden, ook als wij er niet meer zijn.