Want in de dagen van David en Asaf, in de tijd van weleer, ligt de oorsprong van de zangers, van het loflied en de lofzangen aan God. Nehemia 12: 46
Hoe gaat het verder met al die mensen die opnieuw aan het werk mochten bij hun terugkeer? Ze horen weer de geboden van God en die bereiken hun hart. Ze brengen hun eerstelingen en geven hun tienden.
Wat ik daaruit leer is dat we opnieuw mogen nadenken over hoe we aan God mogen geven. Geef eerst aan Hem (de eersteling) vanuit alles wat we hebben. Niet pas als de uitgaven verdeeld zijn, en dan nog even kijken wat er voor Hem overblijft. ‘Alles zal je geschonken worden’ zie ik ook in dit licht, dat wanneer je aan God geeft, Hij zal zorgen dat je niets tekort komt – zoals Hij ongetwijfeld ook voor die arme weduwe gezorgd heeft nadat zij haar hele levensonderhoud in de offerkist had gegeven.
Ook gaat het volk, levieten, zangers, poortwachters, priesters, niet alleen de stad Jeruzalem, maar ook de omliggende steden weer bewonen; de zangers bouwen dorpen. Voor het volk wordt het lot geworpen om een goede verdeling te maken, maar als ze dan buiten Jeruzalem moeten zijn is het op de plek van hun erfdeel, het voor hen bestemde gebied. Bij God ligt vast wat voor ons is, het is zaak daar heen te trekken en er te gaan wonen en leven.
Het moment is aangebroken dat het werk aan de muur voltooid is en dan wordt de inwijding beschreven, een heel spektakel. Het is net alsof je naar een film kijkt uit Bijbelse tijden en je ziet voor je hoe de zangers in twee groepen de muur opklimmen en rond gaan lopen. Het ene koor loopt richting de Aspoort, priesterzonen met trompetten, de zonen (nakomelingen) van Asaf met de muziekinstrumenten van David, de man Gods. De schriftgeleerde Ezra volgt. Langs de Bronpoort beklimmen zij, recht tegenover zich, de treden van de stad Davids, waar de muur omhoog gaat, langs het paleis van David, en zij trekken tot aan de Waterpoort in het oosten.
Nehemia volgt het andere koor, met de andere helft van de leiders. Zij trekken in tegenovergestelde richting over de muur langs de Bakoventoren tot aan de brede muur, langs de Efraïmpoort, de Oude Poort en de Vispoort, en langs de Chananeltoren en de Meatoren tot de Schaapspoort; zij blijven staan bij de Gevangenpoort.
Uiteindelijk komen ze uit bij de tempel en beide zangkoren stellen zich op in het huis van God. ‘Ook ik’, zegt Nehemia, ‘en de helft van de leiders met mij en de priesters.’ Mooi hoe hij zichzelf in het verhaal benoemt, heel persoonlijk, hij doet mee.
Er wordt weer gezongen! Na het horen van de wet en geboden komen de zangers in beeld en zij laten zich horen onder leiding van Jizrachja.
De oorsprong van het loflied en de lofzangen aan God ligt in de gloriedagen van David en Asaf, in de tijd van weleer. Daar mag je weer op teruggrijpen.
Hoe bijzonder dat ook de instrumenten van David gebruikt werden, misschien ook wel zijn harp waarop hij zoveel psalmen gemaakt heeft. God lofzingen begint bij de man naar Gods hart, David, de door God aangestelde koning naar wie deze stad ook genoemd is.
“De dagen van weleer” herinnert de mensen aan hoe het vroeger was, en al is het niet meer met de luister van toen, er is feest omdat de dienst aan God weer verricht wordt en de muur wordt ingewijd. God ontvangt weer de eer en de glorie, in zang en met de oude instrumenten van David zelf.
God geeft hen zelf de vreugde, ook de vrouwen en kinderen zodat de vreugde van Jeruzalem van verre gehoord wordt.
En de bijdragen volgens de wet voor de zangers en poortwachters – zoals David en Salomo hadden geboden, is in die dagen van Nehemia naar de behoefte van elke dag, het lijkt wel het manna. Inderdaad, er is niet te veel en er is niet tekort. Dat is de zorg van God!
.
In de tijd van het volk Israël had je zangkoren, en niet iedereen was een zanger – zoals ook niet ieder een priester of leviet was. Maar nu in deze tijd zijn we allemaal zangers! Hef daarom je lied aan voor de Heer! Hij heeft alles gedaan voor ons wat nodig was voor onze verlossing en ons weer teruggebracht bij God zelf. Zo mag je ook erbij stilstaan dat je weer een werk voor de Heer hebt mogen beginnen. Mag ik je aansporen dat werk aan Hem toe te wijden, zodat je ook weer terug kan denken aan dat speciale moment?
Geef opnieuw je lofoffer aan Hem!
Spreekt onder elkaar in psalmen, lofzangen en liederen van de geest, en zingt en jubelt de Here vanuit je hart! Efeze 5: 19
Laten wij dan door Hem, God zonder ophouden een lofoffer brengen, en wel de vrucht van onze lippen, die zijn naam belijden. Hebreeën 13: 15