Voor ieder die gelooft

Ik zal nooit vergeten dat ik voor de eerste keer een Bijbelstudie leidde over het verhaal van Sodom en Gomorra.

Ik had toegezegd om in mijn kerk een Bijbelstudie over Genesis te helpen leiden. Toen ik op onze trainingsdag voor groepsleiders binnenkwam, zag ik dat ik een heel stuk jonger was dan de meeste vrouwen in het lokaal en ik ervoer ten diepste hoe ik met mijn ervaring niet op kon tegen deze wijze en trouwe vrouwen. Toen het tijd was om passages te kiezen waar we les over zouden geven, had ik als een van de laatste mensen het aanmeldingsblaadje in handen. Tot mijn afgrijzen zag ik dat alleen Genesis 19 nog over was.

Maar als er iets is wat ik al wel geleerd heb in de weinige jaren dat ik de Bijbel bestudeer, dan is het dat ik altijd verrast word door de schoonheid en goedheid die zich onder de oppervlakte schuilhoudt, als ik in een onbekende diepte duik, in een oncomfortabele of verwarrende passage in de Bijbel. Na een tijdje ga je het zelfs verwachten.

De verwoesting van Sodom en Gomorra speelt een behoorlijk grote rol in het collectieve geheugen van Gods volk. Nadat dit verhaal opnieuw is verteld in Genesis, wordt steeds opnieuw gewezen naar het lot van de twee steden, om te dienen als herinnering aan de diepte van de menselijke verdorvenheid en aan Gods felle veroordeling van zonde.

Zowel in dit verhaal als in het verhaal van de bijvrouw van de Levitische man in Richteren 19 worden de zonden van gemeenschappen tot in het meest levendige detail beschreven. De heidense steden Sodom en Gomorra behandelden de vreemdelingen in hun midden slecht door te pogen ze uit te buiten en te misbruiken, net zoals de Israëlitische mannen uit Gibea dat deden. Lot had de kwetsbare vreemdelingen dan wel willen beschermen, maar hij deed dat door zijn eigen dochters bloot te stellen aan misbruik. De huiseigenaar uit Gibea had misschien de kwetsbare vreemdeling die in zijn huis verbleef wel willen beschermen, maar koos ervoor om dat te bewerkstelligen door zijn eigen dochter en de bijvrouw van de vreemdeling bloot te stellen aan misbruik.

Het verhaal is op een hartverscheurende manier hetzelfde. Het staat los van tijd, etniciteit en zelfs los van Gods volk. De kwetsbaarsten in de gemeenschap – in dit geval de vreemdelingen en vrouwen – worden misbruikt omwille van het plezier en gemak van anderen.

In Ezechiël 16:49 staat expliciet beschreven wat Sodom en Gomorra hadden gedaan – waar ze hun verdiende straf voor hadden gekregen. ‘Zie, dit was de ongerechtigheid van uw zuster Sodom: trots, overvloed van voedsel en zorgeloze rust had zij met haar dochters. De hand van de arme en de behoeftige ondersteunde zij echter niet.’ Met andere woorden, ze misbruikten mensen die naar Gods beeld waren gemaakt in plaats van voor hen te zorgen en hen te beschermen. Ze waren alleen bezig met hun eigen genot en exploiteerden andere mensen maar al te graag voor hun eigen gewin. Dit was zichtbaar in hun seksuele uitbuitingen, hun gebrek aan gastvriendelijkheid en hun mishandeling van de armen.

En toch zegt God in Ezechiël dat Jeruzalem zelfs slechter was geworden dan Sodom (Ezechiël 16:48). Gods volk ‘ging niet in hun wegen en heeft niet overeenkomstig hun gruweldaden gedaan, nee, nog even, en u hebt het in al uw wegen meer te gronde gericht dan zij.’ In korte tijd werd Jeruzalem verdorvener dan Sodom. In Richteren 19:11-30 lezen we daar meer dan overvloedig over. Gods volk krijgt de verhalen over de zonden van hun mensen niet te horen zodat zij zich daarover kunnen verkneukelen, ze krijgen de verhalen over de zonden van het volk te horen zodat ze zichzelf kunnen wapenen om niet op dezelfde manier te gaan zondigen.

Zoals het echter in Romeinen 1:16-32 al staat, beperkt het misbruik en de uitbuiting van andere mensen zich niet tot Sodom, Gomorra of Gibea. We zijn allemaal geboren na de zondeval en hebben dwaze harten, verduisterd door zonde. Ook wij misbruiken elkaar en zelfs ons eigen lichaam in onze seksuele immoraliteit, jaloezie, arrogantie en ongehoorzaamheid. Wij zijn ‘vervuld van allerlei ongerechtigheid’ (Romeinen 1:29).

Maar nu komt het mooie en het goede.

Ja, Gods toorn wordt geopenbaard over alle goddeloosheid van de wereld (Romeinen 1:18). Maar ook de rechtvaardigheid van God wordt geopenbaard (Romeinen 1:17). Gods goedheid en genade betekenen dat Hij Zijn schepping niet aan haar destructieve lot over zal laten.

Christus’ verlossende werk op het kruis, de kracht van God, brengt redding voor iedereen die gelooft.

Toen ik na weken studie en voorbereiding dan eindelijk een Bijbelstudie gaf over deze passage, kon mijn kleine vrouwengroep door het verhaal van Sodom en Gomorra gaan en daar niet alleen maar het afschuwelijke kwaad zien. Ze konden ook door Gods ogen kijken, Die dit alles aanschouwde en zo haatte wat er gebeurde dat Hij de wereld op z’n kop zette om het een halt toe te roepen. Zijn toorn werd geopenbaard over Sodom en Gomorra, maar in Romeinen 1:17 staat ook dat God Zijn rechtvaardigheid openbaarde – een rechtvaardigheid die voor ieder van ons die gelooft beschikbaar is.

 

 

Week 3 Challenge:
Wat betekent het om in geloof je weg te gaan? Leef jij elke dag in geloof? Vraag God deze week om duidelijk te maken in welke aspecten van je leven jij nog niet volledig op Hem vertrouwt. Hoe kan jij ook deze dingen aan Hem overlaten?