We zijn inmiddels in week 3 van onze studie over Nehemia aangekomen. We hebben in de afgelopen weken gelezen hoe Nehemia, samen met de Israëlieten, de muren van de stad Jeruzalem aan het herbouwen is. We hebben gelezen en zullen lezen over de tegenstand waar hij voortdurend mee te maken heeft, maar ook de onophoudelijke herinnering aan de opdracht van God om de muren van de stad te herbouwen of te repareren. En steeds weer lezen we dat Nehemia bidt tot God. Het lijkt soms wel alsof de keren dat Nehemia tot God bidt bijna tussen de bedrijven door gebeurt.
Toen ik de hoofdstukken van Nehemia doorlas, moest ik denken aan een stukje over het Joodse bidden dat ik tegenkwam in een boek. Over een Joodse moeder die tot God bad. Ze deed dat niet, zoals wij meestal gewend zijn op een rustig moment, in stilte, toen iedereen van huis weg was. Nee, terwijl ze in de ochtendspits van kinderen aankleden, ontbijt klaarmaken zat om te zorgen dat het gezin op tijd naar school kon, koos deze moeder ervoor om hardop met de kinderen, tussen de bedrijven door, de gebeden op te zeggen Terwijl ze bezig waren spraken ze tot God en vroegen Hem om een zegen voor die dag. Ze praatte tegen God niet anders dan tegen haar kinderen. Het gebed was geïntegreerd in de dagelijkse routine.
Het leven van Nehemia was misschien wel een voortdurend gebed. Of de Israëlieten dat zelf ook gedaan hebben? Daar lezen we niets over. Later in het boek worden de wetten weer voorgelezen door Ezra. Er wordt weer uit de Torah onderwezen. Het is nodig dat het volk weer hoort hoe God alles ingesteld heeft en ze kiezen ervoor om te gehoorzamen. Ik heb het nodig om herinnerd te worden aan Gods geboden en Nehemia is het voorbeeld voor mij om steeds opnieuw tot God te bidden, als levensadem.
We schrijven iedere dag de woorden uit Gods eigen woord op, denken daarover na en schrijven een gebed op, laten we die gebeden hardop uitspreken tot God! Zoals Nehemia.
Terwijl Nehemia zo’n grote rol speelt in dit Bijbelboek, denk ik ook aan de mensen die de muren aan het bouwen zijn. Zij worden niet allemaal bij naam genoemd, zij werkten eenvoudig mee in Gods grote plan. Later wordt er beschreven dat Nehemia aan zijn broer vraagt om te zorgen voor de veiligheid. De poorten van de stad mogen open als het licht wordt en voordat de zon onder gaat, moeten de poorten weer gesloten worden. Daar moeten de inwoners van de stad met elkaar voor zorgen. Zij zorgen op deze manier met en voor elkaar. Zij worden niet bij naam genoemd, maar zorgen voor een klein stukje in het geheel, zij nemen verantwoordelijkheid.
We leren hieruit dat er (mannen en) vrouwen zijn met ‘kleine verantwoordelijkheden’, die stukjes muur dicht bij hun eigen huis repareren en opbouwen, de poort van de stad open doen als het licht wordt. Vandaag de dag is dat misschien een gesprek met een gebroken vrouw, de deur van je huis open doen, de ander binnen laten komen en er gewoon te zijn. Ik kijk soms alleen maar naar Nehemia en zijn grote daden, naar die vrouwen die impact hebben op veel anderen. Maar vandaag wil ik kijken naar die mannen, die de goede stenen kiezen om die gaten netjes te dichten, naar diegenen die trouw de poorten sluiten en weer openen.
We kijken naar hen, die niet bij naam genoemd worden maar werken in Gods koninkrijk. Laat mij zijn, zoals de naamloze Israëliet.
We lezen verder in Nehemia en lezen dat Nehemia een lijst vindt met alle families die teruggekomen zijn vanuit de ballingschap. Zij zijn teruggekomen onder leiding van Zerubbabel. Opnieuw valt mij op dat ieder die terugkwam zo zijn eigen verantwoordelijkheid had. Er waren priesters, levieten, tempelzangers, helpers en bewakers van de tempeldienst bij. Zij wilden weer terug naar Jeruzalem, terug naar het beloofde land. Zij gaven ook ook geschenken voor de tempel zodat deze tempeldiensten weer in ere hersteld konden worden.
Zo mooi, hoe elk stukje uit de bijbel ons weer iets kan leren. Ik lees er snel overheen… 2000 ponden aan zilver, dat was ruim 1000 kilo zilver! En dat was om ervoor te zorgen dat alles wat er in de tempel weer gebeurde zoals God het bedoeld had. Iets wat ze jaren niet hadden kunnen doen en wat ze in ere wilde herstellen.
Wat geef ik dan eigenlijk? Laat mij geven zoals ‘de rest van het volk’ hoe het zo mooi staat in vers 72 van hoofdstuk 7.
Wat geef ik… brengt mij bij de gedachte dat God het grootste geschenk gaf. God gaf Zijn eigen Zoon en Hij was veel meer waard dan 1000 kilo zilver. God vraagt van ons geen offer, Hij wil zo graag ons hart. En wat we dan ook doen… een klein stukje muur bouwen, de poort open zetten, ons geld geven, bidden, of misschien bouwen als die grote en belangrijke Nehemia… Laten we leven we zoals God het graag wil, vertrouwend, gelovend, bouwend, biddend en gevend voor Hem en tot eer van Hem!
Bid, als Nehemia
Neem verantwoordelijkheid, als de naamloze Israëliet
Geef, zoals het volk
Leg je leven in Zijn hand!
.